
Jurisprudentie
AU0739
Datum uitspraak2005-08-04
Datum gepubliceerd2005-08-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505418/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-08-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505418/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 2 juni 2005, kenmerk DGWM/2005/7601, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting op het perceel Noordhoek 35-37 te Papendrecht.
Uitspraak
200505418/1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Handelsbedrijf De Rivierendriesprong b.v.", gevestigd te Papendrecht,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2005, kenmerk DGWM/2005/7601, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd wegens het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting op het perceel Noordhoek 35-37 te Papendrecht.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 22 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 augustus 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. drs. J.G.M van Mierlo, M. van Herwijnen en J.L. Dierx, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Bartel en ing. R.M. van den Berg, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht, vertegenwoordigd door mr. P.F.H.A. Tillie, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de inrichting van verzoekster in strijd met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer zonder vergunning is opgericht en in werking is. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag of legalisering op korte termijn mogelijk is.
Ter zitting heeft verweerder toegezegd dat hij geen dwangsommen zal innen die worden verbeurd in de periode tussen het aflopen van de begunstigingstermijn en het door verweerder nemen van een besluit op het door verzoekster ingediende bezwaar tegen het besluit van 2 juni 2005. Onder die omstandigheid acht de Voorzitter geen onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht aanwezig die het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.2. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Lap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2005
288.